maandag, augustus 21, 2006

Collateral shopping damage


Je eerste paar naaldhakken kopen, bijna toevallig. Collateral damage want het rokje, waarbij je de winkeljuf om een paar elegante schoenen had gevraagd, stond je bij nader inzien toch niet zo leuk. Eerst nog wat twijfelen, maar uiteindelijk zwichten voor de schattige naam op de doos (‘peep toe habilla’ – geef nu toe).

Bij gebrek aan gelegenheid en gunstige weersomstandigheden, ze thuis aandoen, onder dagelijkse jeans en T-shirt.

Merken hoe zelfs afwassen van een vervelende routine karwei verandert in een vrolijk, ja zelfs prikkelend, klusje. Hoe je zachtjes ‘My funny Valentine’ begint te zingen. Zuchten en al.

Plan


Gisteren zonder plan opgestaan en zo de dag ingestapt. Ik had beter moeten weten.

Een keer de buitendeur achter me dichtviel raakte ik geen stap meer verder. Dat komt ervan, dacht ik terwijl ik daar zo aan de grond gelijmd stond, zo zonder plan de deur uit gaan.

Een struise politieagent wandelde langs. Hij zag er betrouwbaar en zachtaardig uit.
‘Hoe geraak ik verder, mijnheer?’
‘Dat hangt ervan af, meisje. Waar wil je heen?’.
‘Dat weet ik niet, ik ben zonder plan de dag ingestapt, ziet u, en daar moet ik nu verder mee. Want verder, zo heb ik begrepen, moet men. Altijd verder.’
Het bleef stil. Daar had hij niet zo meteen van terug. Maar omdat hij betrouwbaar was en zachtaardig deed hij toch een poging.
‘Geef het wat tijd. U krijgt vast wel een plan. Iedereen heeft plannen, toch?’ Zijn gezicht klaarde helemaal op. Voor hem was het vraagstuk opgelost. Hij gaf me een stevig handdruk en wandelde verder. Zo moest dat. Verder, altijd verder.

Het begon te schemeren en nog altijd stond ik daar, pal aan mijn voordeur stil te staan. Velen waren me die dag voorbij gelopen. Hun plannen schoten hen als bliksems langs me heen. Ik moest toch echt ook wel zo’n plan. Zo kwam je nog eens ergens.

Ik deed heel erg mijn best om er eentje te bedenken. Een goed, groots, duivels, snode, ingewikkeld of ingenieus plan. Vele aanzetten schoten me door het hoofd, niets bracht me in beweging. Roerloos bleef ik staan.

Toen werd het donker. Ik kreeg het koud en was het beu. Waar had ik in godsnaam de idee vandaan gehaald dat ik naar buiten wou? Ik zou de rest van de dag wel zonder plan uitzitten. Binnen, op de bank, dekentje op mijn schoot en een grote kop warme chocomelk.

Zonder plan, dat was het beste plan.

vrijdag, augustus 11, 2006

Multi-tasking voor gevorderden


Op de bus op weg naar het station keek ik ‘Moeder met Kind’. Eigentijdse vertolking van een universeel tafereel. Een Moeder op de bank aan de ene kant, twee kleine meisjes tegenover haar. Het ene kleintje met blauwe ogen, blond haar, het andere, een maatje groter, bruin haar, dito ogen. Beide meisjes zaten met rechte rug tegen de leuning aan, de beentjes staken net over de zetelrand, de hoofdjes licht naar omhoog gericht, gericht op de voedende Moeder.

Om de beurt ging een mondje open, de landingsplaats voor de aanvliegende lepel. De moeder verdeelde het potje babyvoeding eerlijk. Een schepje voor het kleine meisje. Een schepje voor het grotere meisje. En een schepje voor Mama. Het voederen van de jongen, op de bus. Misschien was dit hun vast ritueel, een laat ontbijt op de bus, brunch voor de kids? Misschien was dit slechts een tussendoortje? Misschien leefde dit trio wel los van alle structuur, enkel gedreven door het bevredigen van de behoeften zoals ze zich aandeden? Misschien had er zich een noodsituatie voorgedaan, waardoor de Moeder hals over kop had moeten vertrekken? Taferelen als deze kwamen nooit met een bijbehorend programmaboekje of achtergrondinformatie.

Rondje na rondje. De bokaal raakte leeg.

Zakdoekjes werden opgediept uit een leren tas, lepel werd schoongeveegd, lepel en pot verdwenen in de tas. Daarna, kindermondjes schoonvegen, eerst met vinger grofweg, nadien met ander soort doekje ook uit de leren babytas. Vuile doekjes verdwenen opnieuw in de tas. Daarna kwam een plastiek drinkbeker te voorschijn. De ene handeling volgde de andere op. Ondertussen steeds de blik gericht op haar twee kleine meisjes.

Bij de bushalte aan de kerk zei de Moeder dat ze bij de volgende bushalte zouden uitstappen. Ze zei dit vast elke keer weer, bij deze stop, als codewoord, als startschot voor de actie ‘van de bus stappen’.

De bushalte kwam in zicht. De handelingen volgden zich nu in een nog strakker tempo op. Zag ik daar zelfs geen zweetdruppeltjes parelen op het voorhoofd van de Moeder? Eerst werd de leren babyrugzak op de rug geplaatst, dan met de rechterhand de handtas om de hals geslagen, dan volgde de buggy, die van de grond geraapt werd met rechts, waarna ze kon recht gaan staan. Het kleinste kind werd met links opgepakt, het groter kind met een beschermende leiband van woorden verder het gangpad richting deur gestuurd.

Net voor de deuren weer dicht gingen hoor ik de Moeder zeggen ‘ Zo, flink zo, dat heb je heel goed gedaan.’ Het bezoek aan de stad kon nu beginnen. Waar zich tafereel na tafereel van dit stresserend multi-tasking voor gevorderden zou kunnen opstapelen.

De jaloezie die ik desalniettemin voelde steken liet zich dan ook niet logisch uitleggen.

vrijdag, augustus 04, 2006

ontmantel!


Eén voor één kleed ik mij uit,
gooi tot slot mezelf in een golvend
landschap van lijf en lang geleden.

De rest rust op een stoel,
kijkt toe hoe je hurkt,
hoe je steeds niets vindt.

Ik keer me om en wacht
nu de dauw dra komt,
sterren aan ’t eind’ van de nacht.

woensdag, augustus 02, 2006

niet echt


niet echt weg, slechts even niet hier:
kruipen in de scheuren van de muur
totdat ook jij op den duur niet meer weet
hoe ik, die van toen, ook weer heet

schuilen in het valse plafond tussen hier
en niet langer daar, met ingetrokken buik,
zachte adem – oor tegen glas tegen luik -
en dan – je telt tot tien – je hebt me nooit gezien

als dag weer wint van nacht, voorspelbaar dat gevecht,
en zij, bloedspoor op haar ochtendrode kamerjas,
alweer verschijnt, keer ook ik terug van waar ik was,
slechts even niet hier, niet weg, niet echt