‘Poolshoogte nemen’ stond er in de mail.
Wat een gek woord, dacht ik.
Polshoogte was het toch? Naar analogie met
polsen? En dat kwam dan op zijn beurt weer van
de pols voelen. Toch? Over de hoogte van voornoemde pols had ik slechts vaag doorgedacht, maar instinctief vond ik het wel kloppen. Sommige hoogten van
mijn pols, uitgedrukt in slagen per minuut, vertellen meer dan ik hier ooit met woorden kan.
Van Dale kwam er aan te pas.
“Poolshoogte:” stond er,”hoogte van de hemelpool boven de horizon voor een plaats op aarde.” En
poolshoogte nemen, dat stond er ook. Verder spitten in Van Dale leerde me ook dat
polsen – in de betekenis van
iemand polsen: zijn mening, zijn gevoelen, zijn plannen te weten trachten te komen door voorzichtige vragen (sic) – gelinkt was aan een andere betekenis van pols(stok): de stok die men gebruikt om de diepte van het water te peilen.
Zo.
Er zijn momenten dat je denkt dat, eens de dertig voorbij, het beste er vanaf is. Alles al een keer gezien. Alle smaken geproefd. Dat je vanaf nu meedogenloos wordt overgeleverd aan verslindende tanden des tijds, zwaartekracht en eindeloze herhalingen van wat je al kent.
Sequels. Goed, maar per definitie geen original. Herkauwen van steeds dezelfde
kouwe plat.
Maar met de poolshoogte, kwam ineens ook het visioen van de mogelijkheid van nieuwigheid. Visioenen van verse verrassingen. Nu nog ongekend, maar straks misschien niet langer. Van de smaak van net uit de tuin geplukte vruchten, steeds weer voor het eerst. De smaak van felle frisheid. Nakende nieuwigheid. Onbekend en overrompelend, misschien zelfs om de volgende hoek.
Mijn toekomstbeeld kleurde even regenboog.