maandag, november 29, 2004

Waarom waarom?


Er zijn waarom-ers en daarom-ers. Waarom-ers blijven plakken aan de vraag omtrent hun doen, zodat ze soms niet meer aan daden toekomen. Daarom-ers negeren het vraagteken halsstarig om er soms pal tegenaan te lopen.

U mag drie keer raden tot welke categorie ik, en dit blog met mij, behoor.

dinsdag, november 23, 2004

Frans zegt het (nog) beter


Wat lijkt het zoveel grootser om met iemand ‘des atomes crochus’ te hebben in plaats van louter chemie.

Al is dat laatste ook niet te versmaden.

vrijdag, november 19, 2004

Citaat


'Welkom aan boord, meneer Pilgrim,' zei de luidspreker. 'Hebt u nog vragen?'
Billy likte zijn lippen af, dacht een tijdje na, informeerde ten slotte: 'Waarom juist ik?'
'Wat een typische Aardse vraag, meneer Pilgrim. Waarom juist u? Waarom juist wij? Waarom wat dan ook? Omdat dit moment nu eenmaal zo gestructureerd is. Hebt u wel eens een insect in barnsteen gezien?'
'Ja.' Billy had toevallig op kantoor een presse-papier, een klont gepolijste barnsteen met drie lieveheersbeestjes erin.
'Nou, meneer Pilgrim, wij zitten gevangen in het barnsteen van dit moment. Er is geen waarom.'

Uit Slaughterhouse-Five or The Children's Crusade, K. Vonnegut

zondag, november 14, 2004

Lost in New York


Paul Auster zou voorlezen ergens in New York. Ik had zijn trilogie net uit en dat smaakte naar meer. Ook was ik onder de indruk geraakt van de man zelf toen ik een paar weken terug een interview met hem zag (dankzij een tip van Zebra). Wat hij zei, over toeval en rare coïncidenties, het leven eigen, de mechanics of reality. En de manier waarop hij dat deed. Lichtjes bedachtzaam, maar met een ongeziene kracht. Was het uitstraling? Charisma? Louter welsprekendheid? Ondanks zijn grote visogen, zijn lichte lispel had ik aan zijn lippen gehangen in een soort kritiekloze verafgoding.

Hij was ook opgedoken in mijn dagdromen. Hij zat steevast op een bankje, het notaboekje in de hand, en ik ging steevast naast hem zitten. Ik zou nog net in staat zijn mijn ontzag en verlammende adoratie weg te slikken. Zijn openingszin zou mij bijna omverblazen en terwijl mijn konen donkerrood kleurden zouden we in gesprek raken. En praten zouden we. Over de mechanics of reality, over alles en over niets. Het zou een stralende nazomerdag zijn, vogels zouden fluiten en de nazomerbloemen zouden wiegen in de wind. En daar op ons bankje met ons allesomhullend gesprek zouden we zeer content zijn met alles en niet gestoord worden door niets. Hij zou zijn hoofd lichtjes schuin houden terwijl ik sprak maar zijn ogen zouden recht in die van mij kijken. Een blik zo scherp dat hij je in stukjes snijden zou als je niet oplette.

Soms werd de dagdroom ook wilder. Dan werd het feest, met eten en gesprek, lachen en kijken, denken en dansen. Lost in Translation maar dan in New York.

Na het optreden stond de schrijver, samen met vrouw, dochter en nog wat anderen na te praten. Ik passeerde het groepje op een paar meter. In mijn rugzak zat zijn boek en een balpen. Behalve puberale vond ik geen enkele reden om hem het boek te laten signeren en liep door.

dinsdag, november 09, 2004

Hoogdag in zijn hoofd


Iedere maandag, woensdag en vrijdag loop ik even door een hoofd met kronkelende gangen op een kamerbreed woordentapijt. Hoge ruiten laten de werkelijkheid in volle glorie binnen. In het midden zit hij, stil in een grote zetel en kijkt met wijde ogen die wereld in. Af en toe staat hij op, wandelt bedachtzaam naar de kast. Op de schappen liggen woorden, schijnbaar achteloos op kleine hoopjes. Hier en daar neemt hij er eentje vast, bekijkt het van alle kanten, wikt het, weegt het, proeft het, klopt erop om te horen hoe het klinkt. Soms legt hij het terug, soms lichten zijn ogen op en houdt hij het woord bij zich. Soms komt met één woord een hele slinger andere mee, aan elkaar vastgemaakt met ragfijne draadjes. Soms kleeft een beeld aan de tros.

Hij keert terug, zijn armen vol, en gaat zitten. Op de achtergrond klinkt zacht sirenengezang. Hij plukt nog een woord uit de lucht en begint aan zijn ingenieus vlechtwerk. Een rechthoekje komt te voorschijn, met daarin een brokje aangelengde poëzie of een stukje poëtisch geconcentreerd proza, klaar om de wereld te verbazen.

Maandag, woensdag en vrijdag, het zijn de hoogdagen van het Woord. Het woord van Bernard Dewulf*. Als ik ooit in een hoofd mag wonen, laat het dan het zijne zijn.

Al was het maar om te weten of bij hem ook alles ondersneeuwt, in het geval een stukje klaar is. Geen woord meer zichtbaar of vindbaar. En of de koude hem ook om het hart slaat, bang of er nog wel iets komt.

Maar zie, hìj zet zijn eerste stappen alweer, aarzelend in de krakende sneeuw die verdwijnt onder het licht van zijn klare blik.

* Bernard Dewulf schrijft stukjes voor de krant De Morgen op maandag, woensdag en vrijdag. Hij heeft ook een gedichtenbundel 'Waar de egel gaat', moeilijk vindbaar maar zeer het vinden waard.