zondag, november 14, 2004

Lost in New York


Paul Auster zou voorlezen ergens in New York. Ik had zijn trilogie net uit en dat smaakte naar meer. Ook was ik onder de indruk geraakt van de man zelf toen ik een paar weken terug een interview met hem zag (dankzij een tip van Zebra). Wat hij zei, over toeval en rare coïncidenties, het leven eigen, de mechanics of reality. En de manier waarop hij dat deed. Lichtjes bedachtzaam, maar met een ongeziene kracht. Was het uitstraling? Charisma? Louter welsprekendheid? Ondanks zijn grote visogen, zijn lichte lispel had ik aan zijn lippen gehangen in een soort kritiekloze verafgoding.

Hij was ook opgedoken in mijn dagdromen. Hij zat steevast op een bankje, het notaboekje in de hand, en ik ging steevast naast hem zitten. Ik zou nog net in staat zijn mijn ontzag en verlammende adoratie weg te slikken. Zijn openingszin zou mij bijna omverblazen en terwijl mijn konen donkerrood kleurden zouden we in gesprek raken. En praten zouden we. Over de mechanics of reality, over alles en over niets. Het zou een stralende nazomerdag zijn, vogels zouden fluiten en de nazomerbloemen zouden wiegen in de wind. En daar op ons bankje met ons allesomhullend gesprek zouden we zeer content zijn met alles en niet gestoord worden door niets. Hij zou zijn hoofd lichtjes schuin houden terwijl ik sprak maar zijn ogen zouden recht in die van mij kijken. Een blik zo scherp dat hij je in stukjes snijden zou als je niet oplette.

Soms werd de dagdroom ook wilder. Dan werd het feest, met eten en gesprek, lachen en kijken, denken en dansen. Lost in Translation maar dan in New York.

Na het optreden stond de schrijver, samen met vrouw, dochter en nog wat anderen na te praten. Ik passeerde het groepje op een paar meter. In mijn rugzak zat zijn boek en een balpen. Behalve puberale vond ik geen enkele reden om hem het boek te laten signeren en liep door.