zaterdag, juni 09, 2007

Kent ge dat?

Kent ge dat?

Dat iemand aan de deur klopt, zacht maar toch overtuigd. Dat ge u afvraagt wie dat zou kunnen zijn, op dit uur en dat ge niemand verwacht enzo en dat ge er niet op gekleed zijt om bezoek te ontvangen, zo in uw doordeweekse plunje met daarop een vlek want daarnet hebt ge gemorst enzo.

En dat ge dan opendoet, want dat nieuwsgierigheid het toch meestal wint van al de rest. En dat ge nog wilt zeggen dat ge niet koopt aan de deur, maar dat er, voor ge het weet, iemand op uwen divan zit. Dat ge denkt dat het misschien zijn bijna-glimlach is, of zijn nette pak misschien. Maar dat ge ’t al helemaal niet erg meer vindt, eigenlijk. Dat ge het zelfs niet raar vindt dat hij één arm achter zijn rug houdt, zijn linker. Dat ge denkt dat iedereen wel recht heeft op zijn eigenaardigheidje. En dat ge vraagt of hij geen taske koffie drinkt, en dat ge dat dan zet, en serveert met een koekje en met een lepelke enzo, zoals dat hoort.

En dat er dan koffie wordt gedronken en dat ge bijna zucht, zo van, hé hé wat is dat verdorie gezellig. Bijna, hé. En dat ge toch nog eens extra kijkt naar die arm, die linker, die verdoken zit achter die rug. En dat ge stiekem, heel stiekem, aan niemand vertellen, hoopt dat het misschien wel bloemen zijn, want dat ge dat eigenlijk wel verdient en dat gerechtigheid misschien toch wel geschiedt enzo. En dat ge al bijna de engelenkoren hoort zingen in de verte en hoe ze met hun vleugeltjes zachtjes klapperen op het ritme van hun halleluja’s en dat ze daarbij lichtjes wind maken, niet te veel, niet te weinig, net gepast om je haar wat te doen bewegen zoals dat in films ook wel eens gebeurt, maar in het echt bijna nooit, tenzij nu dus. Bijna, hé. Maar dat ge dan toch echt wel zucht.

En dat ge dan knippert met uw ogen als hij dan rechtstaat en ge spijtig genoeg ontwaakt uit uw dromen van uitgestrekte korenvelden, zo ver het oog kan zien, en welriekende klaprozen en picknicken langs een rivier, nee, langs een kolkende rivier vol champagne, nee, langs een rivier waarbij de champagne buiten de oever treedt. Enfin. Dat ge dus knippert en dat ge nog eens knippert, want dat ge toch wel verschiet als hij zijn arm vanachter zijn rug haalt, zijn linker, en dat ge eerst nog zoekt naar een logische verklaring, maar allez, en dat ge niet snapt wat hij nu moet met een baseball knuppel, en dat binnenshuis. En dat ge dan nog roept of hij misschien nog een taske koffie wil omdat ge hoopt dat hij zo zal gaan zitten en niet meer zo zal slaan met dat ding. Maar dat ge dan ziet dat dat niet werkt.

Kent ge dat?