zaterdag, juni 24, 2006

Extract: over twijfel, troost & luchtigloosheid


Misschien begrijp ik wel niets van het leven. Misschien moesten ze het me nog maar eens uitleggen, dat van die intermenselijke relaties. Was ik niet bij de les toen het me werd uitgelegd. Misschien stonden mijn dromen mij toen al in de weg.

Ik heb de onweerstaanbare drang om eerlijk te zijn, om de dingen te benoemen, zelfs de oncoole, de pijnlijke, waar ieder ander weldenkend mens de ogen voor sluit, of met een boogje om heen loopt. Maar nee, niet ik. Verdomde ik. Waarom moet ik zo nodig alles gezegd? Waarom kan ik niet even, ach je sluit je ogen en voorbij is het moment, een loopje nemen met hoe ik denk dat het werkelijk is?

Ik wou dat ik een luchtige brief schrijven kon, of zelfs een semi-luchtige. Zo eentje waar je blij van wordt. Een brief als een klaterend bergstroompje, helder en meeslepend. Er is veel waarover ik het zou kunnen hebben.

Edit van de redaktie: dit stukje gaat U even niet aan, ik bind U gauw een oogband voor. Even maar. Kijk, U mag alweer meelezen.

… Of over de inspirerende avond die ik met David Mitchell doorbracht, net, en hoe hij recht mijn hart in sprak, en dat er tranen kwamen, sentimentele ik. En hoe nerveus ik was het boek te laten signeren, maar het toch deed, en mijn twijfel kon delen met J., met wie ik toevallig in de rij stond en voor wie het ook zijn eerste boek was – ooit - dat hij liet signeren.

Wat een enorme troost om twijfel te delen. Bijna letterlijk deel je je twijfel door twee – een wiskundige formule haast - zodat er nog slechts de helft overblijft. We stonden nog steeds alle twee te blozen daar in de file voor de schrijver, J. en ik, maar het voelde half zo zwaar toen we wisten dat we ons allebei moed indronken met ons glas rode wijn.

Mensen om me heen manen me vaak tot luchtigheid aan, tot het inbouwen van buffers. Maar ik vrees dat ik de kunst der luchtigheid niet beheers. Op een of andere manier krijg ik dat maar niet onder de knie. En ik weet – bij God - niet meer of dat slim is. Eigenlijk weet ik niets meer. Of toch niets zeker, of niets stellig, dat is dan weer wel weer zeker.

David Mitchell zei het net nog, hoe hij geen meningen had, hoe hij niets echt wist. Daar kan ik me zo goed in vinden. Soms kom ik tot een analyse die ik wel aannemelijk vind. Die ik soms zelfs – af en toe – durf verdedigen. Maar dan, een moment later, bereikt me een steengoed argument van het tegenovergestelde, en ben ik ook daarvan overtuigd. Niet dat ik om ben, nee, nu beschouw ik dit als alternatieve waarheid. Misschien heeft de waarheid gewoon vele gezichten.