donderdag, oktober 21, 2004

Enter Eddy


Voice kennen jullie al, de commentator. Hij is nog steeds op post. Hij sloft overal achter me aan met zijn lange passen en braakt zonder oponthoud woorden die passen bij mijn acties. Een lange slome vent, sluik blond haar op een staartje, steeds met een beate glimlach en onder een onafgebroken schouderophalen. Ik ben aan hem gewend geraakt ondertussen, zoals dat met alles gaat. Meestal hoor ik hem zelfs niet meer en is hij verworden tot de muzak in het station, een noodzakelijk kwaad.

Sinds kort is Voice niet meer alleen. Eddy, excuseer Mijnheer Eddy, de editor, heeft hem vervoegd. Deze houdt het midden tussen een strenge professor en een beschimmeld ambtenaar. Zijn brillantine haar ligt strak over zijn hoofd in een keurige zijstreep. Af en toe duwt hij zijn brilletje wat hoger op de neus. Meestal krabbelt hij iets in zijn notaboekje, rolt met zijn ogen, slaakt zuchten of staart me onbegrijpend aan.

Vergeleken met Eddy is Voice een lamme goedzak, zelf ook vaak het voorwerp van Eddy’s gespot. Voice probeert het dan een tijdje low profile door enkel commentaar te geven op fluistertoon, maar na een tijdje begint zijn stem weer luider te klinken, met meer ooggerol tot gevolg. Voice neemt wraak door af en toe schalks zijn pantoffel te verliezen, waar Eddy dan keer op keer over struikelt, zijn neus in zijn notaboekje. Nooit vond ik slapstick grappiger.

Ik wil nu van Eddy af. Iemand zei me dat ik hem beter aan mijn tafel uitnodigde en probeerde hem te ontdooien. Zelf dacht ik eerder aan een krachtig narcoticum in zijn soep, een knevel om zijn mond, een vuurtje aan het notaboekje.

Of gewoon doorgaan met schrijven, oeverloos woorden schrijven zonder onderscheid, woorden in overdosis. Tot hij duizelt van de woordenbrij en er genoeg van krijgt.

Of U dat ten goede komt kan ik niet garanderen.