vrijdag, september 10, 2004

Ondertussen thuis achter het raam


Ik zit aan mijn computer. Mijn gedachten spelen elders. Als kinderen in een frisse lenteweide, niet vast te pinnen en onvermoeibaar.

Buiten hoor ik claxons, meer dan een.

Ik woon aan een pleintje, twee hoog. Voor mijn deur loopt een eenrichtingsstraat. Aan het eind gekomen mag men naar hartelust doorzoeven, links, rechts of rechtdoor. Voorrang van rechts. Ik kom graag op die hoek. Hier heb ik voorrang. Dat laat ik me niet zo gauw afpakken. Ik oefen bijna dagelijks.

Sommigen zijn niet zo bedreven. Meestal komen ze uit de provincie, waar de seconden langer duren en het vechten voor een plek niet zo fel is. Vooruit, vooruit, vooruit, duwen de stadsmussen, dure seconden gaan verloren. Tuut. Tuuhuut. En nog eens. In de hoop het verlorene in te halen. De geurende dennenboom aan de voorruit en zichzelf erbij gerust gesteld. De roots nog niet verloochend. Deze portie aggressie zal dan toch al niet meer elders afgewend dienen te worden. Misschien is het enkel uit gewoonte.

Sneller wordt het niet daardoor. Als de auto eenmaal stilstaat is de voorrang onherroepelijk verloren en dient er netjes gewacht te worden. Alle getoeter ten spijt.

Deze keer houdt de herrie aan. Ik zet mijn dagdroom op pauze en sta op. Bij het raam zie ik een lange laadvrachtwagen treuzelen op de hoek. Achter hem het lintje lawaaierige auto’s.

Voor ik terugkeer naar mijn stoel, gaat mijn oog omhoog langs de flatgebouwen aan mijn rechterkant. Een vrouw met grijze permanent slaat het schouwspel gade vanaf haar balkon, twee gebouwen verder. Mijn onmiddellijke buurman, ook al een zestigplusser, doet hetzelfde.

Ik bevind me in goed gezelschap, denk ik. Misschien moest ik maar eens aan gehaakte gordijntjes denken.