zondag, september 19, 2004

Brief aan een ongekende vriend,


Ik rouw om onze vriendschap die er nooit was.

Elk vanuit onze eigen hoek waren we naar elkaar toe gelopen. Onafwendbaar hadden onze paden zich gekruist in het punt in het midden om elkaar opnieuw te verliezen op weg naar elders. Als waren we diagonalen waarvan het verloop bij formule vastlag.

Maar.

Dat onvermijdelijke trefpunt. Tweemensenkruispunt. Kortstondig kookpunt. Doorlooppunt van een paar woorden vol verdronken mogelijkheden. Dat dunne punt in het midden. Waaraan alles zich spiegelt. De spil waarrond alles draait. Het middelpunt. Wonderlijk contrapunt. Vier armen, zie, een ster. Een puntster, sprankelend lichtpunt. Etherisch toppunt. Het punt waaraan alles zich omkeert. Nulpunt.

Af en toe keer ik terug. Hou er halt. Verwijl er. Natrillend en -zinderend. Orgelpunt. Rond punt. Eindeloos terugkeerpunt.

'Het ga je goed', riep ik je nog na, maar toen was je al weg.

Je ongekende vriendin,