zondag, oktober 15, 2006

The big six


We schrijven 16 juni 1976. Een groep schoolkinderen uit Soweto, een zwarte buitenwijk ten zuidwesten van Johannesburg, verzamelt voor een protestmars tegen het invoeren van Afrikaans als onderwijstaal. De politie opent het vuur. Die dag sterven meer dan 300 kinderen.

Drie dagen geleden, hartje Johannesburg. Een baby slaapt op moeders rug. Een kogel, bedoeld voor een ander doelwit, treft de baby. De verkeerde persoon, op de verkeerde plaats.

Eender welke dag in Gauteng province, Zuid-Afrika. Dertien mensen vinden de dood door moord. Per dag. Het dubbele cijfer voor verkrachtingen.

Gisteren, Johannesburg. ‘Als ik veel geld verdien, later, wil ik ook zo’n huis’, zegt de Mozes, onze chauffeur en gids. We rijden door een van de beter wijken van Johannesburg. Elk huis is een versterkte burcht: hoge muur, prikkeldraad en bewaking voor de poort. ‘So you can’t see what’s inside. And dogs.’ Welke dan, vraag ik? ‘Pitbulls,’ zegt hij,’I like dogs.’

Volgende donderdag. Ik hoop op safari te vertrekken naar het Kruger National Park.

Op zoek naar de andere vijf.

dinsdag, oktober 10, 2006

Moeder, waarom schrijven wij 'Moeder, waarom schrijven wij'?


Ik wil iets luchtigs schrijven, denk ik. Iets waarbij u, mijn lieve lezer - ja, U! -, heel even vergeet dat de werkelijkheid bestaat. U heel hard aan uwe frak trekken tot hier, tot u met het tipje van uw neus aan de andere kant van mijn scherm hangt. Zo dicht dat we even naar elkaar zwaaien kunnen. Voor uw ogen dan een verhaaltje tekenen vanuit de witte leegte van het scherm - eerst was er niets, en dan ineens wel. Iets schrijven waarbij u niet meer denkt te lezen, maar ineens elders, weg van het eigene, zijt. Een postje misschien zelfs waarbij U even stopt met denken.

- Zalig de momenten waarop men stopt met denken, het zijn te koesteren zonderlingen. Vluchtige zonderlingen ook, ze vertrekken weer voor je er erg in hebt, nog voor het glas is volschonken, daar denk je al weer ‘hoe fijn om niet te denken’. –

Maar de verhaallijnen hangen als warrige wasdraden kris kras door mijn hoofd, niets lijkt op het eerste zicht materiaal dat u van deze planeet kan wegrukken.

Ik wil iets luchtigs schrijven, denk ik, echt wel. Binnenkort, heus wel, blaas ik de luchtighied in uw gedachten. Windkracht tien. Het is beloofd.

dinsdag, oktober 03, 2006

In potlood denken

maandag, oktober 02, 2006

Sire


Zag U het gisteren, Sire? Het grote volksfeest op de kasseienstrook voor Uw Paleis? Zag U hoe het daar stond, dat volk van U, met al zijn kippenvel? Met al zijn koude rillingen. Van het schone schouwspel vooraan (rechts voor U). En ook van de regen een beetje.

Uw volk, die optelsom van witte, zwarte en alle-tinten-daartussen wezens stond bij U op de stoep. Die mengelmoes van smaken en ideeën, geaardheden en voetbalclubvoorliefdes. Die mish mash van verschillende voorgeschiedenissen en toekomstdromen. Uw onderdanen shakten hun – excusez-le-mot, Sire, het was nu eenmaal een bal populaireass voor de goede zaak.

Het kan haast niet anders of U hebt er een glimp van opgevangen. Uw vlag, onze vlag, wapperde immers fier in de stevige bries.

Ach, U had vast een goed excuus om U niet onder ons te vertonen, of om niet even te salueren vanaf Uw balkon. Misschien verbood het protocol U een standpunt in te nemen. Misschien achtte U, of Uw entourage, het een ongepast gepolitiseerde daad voor een man van Uw standing. Misschien had U zelf moeite met zo'n simpel statement. Bezwaarde het U een complex probleem als integratie en tolerantie herleid te zien tot een duet van vergeelde artiesten met hedendaagse beau’s.

Maar volgens mij keek U stiekem mee vanachter een van de vele ramen van Uw paleis. Vormde U samen met Paola en Fabi - allez changez - de polonaise. En schonk U zich toepasselijk nog een pousse-cafeetje in op de tonen van Jef un p’tit verre on a soif.

Want bij zoveel volksvreugde kan zelfs een vorstenhart als het Uwe niet onberoerd blijven.

Tot volgend jaar,