vrijdag, juli 28, 2006

helder


Ik hou van helderheid in een gedicht
- een beeld, door woorden ingegeven
dat ik dan vat, vanzelf gaat leven -
zodat het vers dat voor me ligt
me schielijk laat begrijpen
niet bij machte zelf te grijpen

vrijdag, juli 21, 2006

O dierbaar België


Het Belgisch volkslied. Behalve de aanhef was de tekst me grotendeels ongekend. U waarschijnlijk ook. Kunnen we misschien nog net een voetbalelftal samenstellen met Belgen die het woordelijk kunnen meezingen, de reservebank blijft vast leeg. En op een overwinning dienen we zeker niet te rekenen met dit team (denk Fabiola en haar clan in voetbaloutfit en U begrijpt wat ik bedoel). Maar winnen was nooit onze sterkste kant.

Na de gevechten van september 1830 trokken enkele jongelui op een avond naar het café "L'Aigle d'Or" in de Greepstraat in Brussel. Deze jonge patriotten namen plaats in het salon op de eerste verdieping. De jonge vrijheidsstrijders praatten, lachten en zongen, tot een van hen, een zekere Jenneval, de verzen begon te declameren van een tekst die hijzelf had opgesteld en die zijn revolutionaire aspiraties vertolkte.

Het lied dat onze vaderlandsliefde moet bezingen werd geboren tijdens een studentikoze septembernacht. Temidden van bier, rumoer, schertsen en scheten. Je kan je maar afvragen hoe het gelopen zou zijn als het een fijnbesnaarde poëet was geweest die, gezeten aan zijn eenzame commode, bij kaarslicht, die nacht een aantal verzen had bedacht om aan diezelfde liefde voor het België-to-be gestalte te geven. Maar geschiedenis is niet steeds voor rede vatbaar en dichters beheersen nu eenmaal eerder de kunst der vergane liefdes.

De Greepstraat bestaat nog, al heet ze nu ook ‘Nerostraat’, naar die recentere held. Alleszins was het Jenneval niet die zijn naam aan de straat gaf. Een kasseiweg in het toeristische hart van Brussel, om de hoek van de Muntschouwburg, waar het allemaal begon in 1830. De gebruikelijke aaneenrijging van eettenten om de hongerige bezoeker goedkoop en zonder al te veel last van gastronomie te voeden.

De ‘Aigle d’or’ bestaat niet meer. Niets herinnert eraan dat hier iemand voor het eerst woorden heeft gesproken die 176 jaar later nog steeds zouden klinken en symbool zouden staan voor een vrij België. Niet eens een klein gedenkteken. Enkel de straatstenen liggen nog steeds te zwijgen als de stille getuigen van de zatte bende die lallend de zwoele nacht in stapte en zong over iets waar ze toen nog enkel over durfde dromen.

Over diezelfde kasseien liep ik deze avond. Obers stonden voor hun deuren als inhalige octopussen klanten te lokken met gladde slijmpraatjes. ‘Hello, Madam, hungry?’. ‘Bonsoir Mademoiselle’. Oogcontact vermijden en stug rechtdoor lopen is de enige remedie.

Iets verderop werkte deze techniek niet toen iemand pal voor me halt hield, de arm uitnodigend uitgestrekt richting sjofele pitazaak. ‘You must be from Spain! So beautiful. Pita?’.

Even rechtte ik mijn rug en hief het hoofd fier omhoog. Daar bracht ik mijn rechterhand al naar borsthoogte. Net voor het openen van mijn mond, realiseerde ik me dat ik niet verder dan de eerste zin zou komen. Wel de aftrap zou geven om daarna snel van het veld weg te lopen. Ik zweeg, richtte mijn blik opnieuw op de straatstenen en wandelde de man voorbij de straat uit.

Maar wie weet onderdruk ik straks de drang niet langer om daar nog eens te flaneren. Dan zal ik luidkeels en fel de woorden herhalen zoals ze ooit op die septembernacht meer dan een eeuw geleden geklonken moeten hebben. En zoals ik ze daarnet voor het eerst las.

O dierbaar België
O heilig land der vaad'ren
Onze ziel en ons hart zijn u gewijd.
Aanvaard ons kracht en het bloed van onze adren,
Wees ons doel in arbeid en in strijd.
Bloei, o land, in eendracht niet te breken;
Wees immer u zelf en ongeknecht,
Het woord getrouw, dat ge onbevreesd moogt spreken:
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht. (x3)

Spanje, moi? Phoe!

Bron www.belgium.be

dinsdag, juli 18, 2006

(zonder titel)


enkel nog dit
verlangen verliezen
en dan niet meer
verloren zijn

maandag, juli 17, 2006

Woestijn in eigen land


Ik dacht dat het niet mogelijk was, om in dit volgebouwde land nog leegte te vinden. Plekken verstoken van de mens en zijn sporen. Waar de eigen adem en gedachten het overheersend geluid zouden zijn. Bergen zijn er niet, de kust verwordt langzaam tot een strook beton en bossen zijn vaak een uit de hand gelopen hondentoilet. En een ticket Tunesie leek me er nu net over.

Vrijdagavond vertrokken S. en ik op weekendtrip, zonder duidelijk doel. Eerst deden we ons nog eens te goed aan een waarlijk gastronomisch maal. Daarna trokken we verder landinwaarts, de nacht in. De radio stond op hard en wij wàren Thelma en Louise -- maar dan zonder Pitt. We strandden in Luik, waar het ontvangst allerhartelijkst was. (‘Wat drink je’ vroeg de waard. ‘Water’. Exit Thelma & Louise).

De volgende dag liepen wij in de Hoge Venen de leegte in. Hier en daar passeerde ons een verdwaalde Hollander, maar verder was er opvallend veel niets. (Liever nog was ik er alleen geweest. Hoe meer weg van alles hoe liever het me is.) In het begin werd er nog veel gesproken, verhalen uitgewisseld over de afgelopen weken, analyses met elkaar gedeeld, grapjes gemaakt, ge-oh-d en ge-ah-d. Zo gaat dat. Eens duidelijk is dat het praten wel vlot, kan er eindelijk gezwegen worden.

En het was goed zwijgen op de Venen. In mijn hoofd ging de wind liggen. Mijn gedachten rustig als de lege akker op een hete hoogzomerdag, net gemaaid, en nog lang niet weer aan zaaien toe.

Ik had de woestijn gevonden. Die plek van grote leegte. Al is ook dat slechts schijn.

zondag, juli 09, 2006

Gezellig


‘Kopje koffie?’, vraag ik.
‘Ja, graag’, zeg ik.
‘Iets lekkers erbij?’
‘Ja, heerlijk, waarom ook niet’.

Ik zet koffie en leg het gebakje op een zondags schoteltje.
Ik sluit de ogen terwijl de chocolade smelt op mijn tong.

‘Gezellig’, zucht ik.
‘Ja, inderdaad’, beaam ik.

woensdag, juli 05, 2006

Leven om te leren, met dan dank aan Mr. Van Dale


‘Poolshoogte nemen’ stond er in de mail.

Wat een gek woord, dacht ik. Polshoogte was het toch? Naar analogie met polsen? En dat kwam dan op zijn beurt weer van de pols voelen. Toch? Over de hoogte van voornoemde pols had ik slechts vaag doorgedacht, maar instinctief vond ik het wel kloppen. Sommige hoogten van mijn pols, uitgedrukt in slagen per minuut, vertellen meer dan ik hier ooit met woorden kan.

Van Dale kwam er aan te pas.

“Poolshoogte:” stond er,”hoogte van de hemelpool boven de horizon voor een plaats op aarde.” En poolshoogte nemen, dat stond er ook. Verder spitten in Van Dale leerde me ook dat polsen – in de betekenis van iemand polsen: zijn mening, zijn gevoelen, zijn plannen te weten trachten te komen door voorzichtige vragen (sic) – gelinkt was aan een andere betekenis van pols(stok): de stok die men gebruikt om de diepte van het water te peilen.

Zo.

Er zijn momenten dat je denkt dat, eens de dertig voorbij, het beste er vanaf is. Alles al een keer gezien. Alle smaken geproefd. Dat je vanaf nu meedogenloos wordt overgeleverd aan verslindende tanden des tijds, zwaartekracht en eindeloze herhalingen van wat je al kent. Sequels. Goed, maar per definitie geen original. Herkauwen van steeds dezelfde kouwe plat.

Maar met de poolshoogte, kwam ineens ook het visioen van de mogelijkheid van nieuwigheid. Visioenen van verse verrassingen. Nu nog ongekend, maar straks misschien niet langer. Van de smaak van net uit de tuin geplukte vruchten, steeds weer voor het eerst. De smaak van felle frisheid. Nakende nieuwigheid. Onbekend en overrompelend, misschien zelfs om de volgende hoek.

Mijn toekomstbeeld kleurde even regenboog.